Taal van toen: gouwe ouwe uit de bouw

De ene borrelpraat en leuker dan de andere. Laatst kwam ik tijdens een redactieborrel in gesprek met Henny Fransen, die ik vooral kende van de mooie historische verhalen in het wijkmagazine waar we samen voor schrijven. Al gauw ging het gesprek over (de liefde voor) taal. Henny bleek nog een hoop fascinerende uitdrukkingen en gezegden te kennen uit zijn verleden in de bouwwereld.

Zo’n vijfenvijftig jaar geleden ging het er bij bouw- en schildersbedrijven heel anders aan toe dan nu. Veel handwerk is overgenomen door machinale hulpmiddelen. Handkarren voor het vervoer van ladders en bouwmaterialen hebben plaatsgemaakt voor auto’s met aanhangwagens. De schilder die met een ladder in balans op z’n schouder door de stad fietste om ergens een ruit te zetten zie je niet meer. Met de vooruitgang verdwenen oude beroepen als terrazzowerkers, stokers, kolensjouwers en dienstbodes. Ook de taal veranderde. Uitdrukkingen verdwenen, nieuwe woorden kwamen en gezegdes gingen.

Henny Fransen in 1964 (toen 17 jaar oud), op het dak van een herenhuis op de Sint Annastraat, ter hoogte van de Kapittelweg

Eén van Henny’s eerste herinneringen was een bordje op de schaftkeet tijdens de middagpauze met de tekst ‘Wij zijn schoften. En de baas ook’. ‘Wij zijn deugnieten. En de baas ook’. “Je kon het echter ook anders uitleggen. ‘Wij hebben nu schaft. De baas ook, dus laat ons ’n half uur met rust’. Aan het einde van zo’n schaft maakte de oudste meestal aanstalten om weer aan het werk te gaan met ‘Kom jongens, de centen van de baas zijn niet van blik’. Ja, het geld dat we van de baas krijgen is waardevol, dus daar moest flink voor worden gewerkt. En ‘Wie baas is bakt koek’. Wie baas is, heeft het voor het zeggen.”

Pay day met een uientoet

Henny weet nog goed hoe het salaris werd uitbetaald. “Op het eind van de week kregen we het loonzakje ofwel de ‘uientoet’ uitgereikt. ‘Wanneer je er in kijkt springen de tranen je in de ogen’, hoorde je dan vaak.” In de jaren zeventig verdween het loontoetje om plaats te maken voor de giro, waarop voortaan maandelijks het loon werd gestort. De uitdrukking ‘uientoet’ raakte toen op de achtergrond.

Van kotterik tot joetje en rooitje

Een nieuwe collega bracht ook nieuwe woorden en vergrootte de woordenschat. Een‘kotterik’ bijvoorbeeld was een nieuw woord voor Henny. Het bleek om een boterham te gaan. Nieuwelingen spraken ook over beunhaaspraktijken, die geenjoetjes of geeltjes, maar zelfs meiers of rooitjes’ hadden opgebracht. “Geen briefjes van tien of vijfentwintig gulden dus, maar van honderd of duizend gulden. Als dat allemaal waar was tenminste, want ‘een ons komedie weegt meer dan een kilo verstand’. Grootspraak maakt soms meer indruk dan bescheiden werkelijkheid of wijsheid.”

Het ouwe vlees moet eerst op

Wanneer de bouw van een huis zijn hoogste punt had bereikt en de dakpannen waren gelegd, werd er ‘pannenbier’ gedronken. Maar van teveel bier kon je ‘buis’ worden. ‘Zo buis als een hoepel’, zo zat als een toeter. Tegenwoordig ondenkbaar op de bouwplaats. “Modern klimgereedschap en beveiligde hoogwerkers bestonden nog niet in die tijd. Dakpannen moest je opschuiven om bij een dakkapel te komen. Werken op negen meter hoogte op ladders met ladderbankjes en een losse plank zonder rugleuning was toen heel gewoon. Elk jaar stonden er diverse berichten over ongevallen met dodelijke afloop in de krant, omdat een dakdekker, schilder of loodgieter na een val van een dak of ladder was omgekomen. Omdat ook ouderen bloot stonden aan dergelijke gevaren, werd soms cynisch gezegd: ‘Het ouwe vlees moet eerst op’.”

Wei maaken geen fauten

Fouten maken is menselijk, ook in de bouw. Maar openlijk erkennen dat er iets fout was gegaan gebeurde vroeger niet snel. “Ooit schreef een personeelslid daarom het volgende opschrift op het mededelingenbord van de bedrijfskantine: ‘Wei maaken geen fauten. De directie’. Medisch handelen loopt overigens niet altijd goed af en dat kan dramatische gevolgen hebben. Daardoor is misschien het volgende gezegde ontstaan: ‘De foutjes van de dokter liggen op (begraafplaats) Jonkerbos’.”

Van volksversje tot gedicht

Vroeger werd er op de werkplek regelmatig gezongen, weet Henny nog. “In de loop van de zestiger jaren werd dit minder door de opkomst de portable radio, die jongeren meebrachten naar het werk.” Een bekend volksversje dat nog stamde uit de tijd van de zesdaagse werkweek:

Donderdag O donderdag
O schoonste dag der dagen
Des morgens nog een halve week
Des avonds slechts twee dagen

Gedichten van Vondel, Guido Gezelle en de Jezuïetenpater Bernard van Meurs waren ook populair bij de oudere generatie van toen. “Sommige collega’s kenden die uit hun hoofd en declameerden de gedichten onder het werk, zoals onderstaand gedicht van Vondel over de tijd”:

Laat doch het kostelijks van al
U nimmermeer ontglippen
Dat is de meid (tijd)
Die immer snel doet glippen
Doch nimmer keren zal

Henny Fransen in augustus 2019, op de Mookerheide bij Nijmegen

Tja. De taal van toen. Taal is altijd in beweging en verandert voortdurend. Dat is niet erg, maar het is soms ook leuk om met weemoed terug te denken aan de woorden en gezegden van vervlogen tijden.

Ken jij nog gouwe ouwe uitdrukkingen uit de bouwwereld?